Paleizen voor het volk, plekken voor iedereen

De Schots-Amerikaanse Andrew Carnegie opereerde eind negentiende eeuw als een soort proto-Bill Gates: obsceen rijk worden als meedogenloze kapitalist, om dat geld vervolgens uit te geven aan maatschappelijke projecten die je belangrijk vindt. In het geval van Carnegie waren dat duizenden grote bibliotheken. Hij noemde ze paleizen voor het volk.

Nu, ruim honderd jaar later, staat het merendeel van die bibliotheken er nog steeds, en creëren ze een unieke vorm van publieke ruimte. De bibliotheek is de enige plek waar iedereen naar binnen mag zonder iets te hoeven kopen. Een oase in de consumptiemaatschappij.

Bibliotheken zijn geliefd. Lale Gül beschrijft in haar bestseller Ik ga leven hoe de bieb een wereld voor haar opende: “Een schat aan spannende verhalen, de Donald Duck, computers met internetverbinding, dvd’s, een chocomelkapparaat, en dat geheel en al gratis.” Voor rapper en schrijver Massih Hutak is de bibliotheek een vrijplaats waar hij leerde piano spelen, zijn eerste verhalen schreef en stiekem schuifelde met een meisje in één van de vergaderzalen: “School, straat, hiphop, literatuur, religie, kunst, liefde en Amsterdam kwamen voor mij allemaal samen in de bieb. Een plek waar je veilig kon verdwalen.”

Die universele liefde voor de bibliotheek gaat bizar genoeg gepaard met een universele politieke ambitie om de bibliotheek weg te bezuinigen. Recent nog werden in Amsterdam vier locaties bedreigd met sluiting door een vermindering van het budget met anderhalf miljoen. We lijken collectief niet te begrijpen waar bibliotheken voor nodig zijn en welke functie ze vervullen.

De Amerikaanse auteur Eric Klinenberg weet dat wel. In 1995 deed hij onderzoek naar een dodelijke hittegolf in Chicago. Tussen buurten die demografisch en economisch identiek aan elkaar waren bleken toch grote verschillen te zitten in de sterftecijfers naar aanleiding van het extreem warme weer. Hij ontdekte dat de buurten waar minder mensen waren overleden, de buurten waren met meer sociale infrastructuur. Sociale infrastructuur zijn de fysieke omstandigheden die ervoor zorgen dat mensen sterke en wederzijds ondersteunende relaties met elkaar opbouwen. Dit soort infrastructuur is een noodzakelijke voorwaarde voor het bouwen van sociaal kapitaal. En laten bibliotheken daar nou het best mogelijke en tegelijkertijd meest onderschatte voorbeeld van zijn. We zijn ons er blijkbaar onvoldoende van bewust hoe onze omgeving ons sociale gedrag beïnvloed.

Dat gebrek aan besef wordt extra pijnlijk in de digitale ruimte. Iedereen snapt inmiddels dat Instagram, YouTube en TikTok geen infrastructuur zijn voor het vergroten van sociaal kapitaal. Het zijn surveillance- en advertentiemachines, gerund door hedendaagse Carnegies. Nagenoeg zonder na te denken over de consequenties laten we winstbeluste Amerikaanse en Chinese techbedrijven bepalen hoe we ons tot elkaar moeten verhouden en hoe we ons in onze informatiebehoefte moeten voorzien. Zij hebben het alleenrecht om te besluiten over wie er mee mag doen en wat er te zien is. Ze radicaliseren in plaats van dat ze socialiseren.

Stel je voor dat we zouden besluiten om te investeren in een digitale sociale infrastructuur. En dat we ons daarbij laten inspireren door de bibliotheek. Dan zouden we digitale publieke plekken krijgen, waar iedereen welkom is en die actief zo toegankelijk mogelijk worden gemaakt. Je zou er volledig anoniem aan deel kunnen nemen, zonder dat er wat van je wordt verwacht. Je zou er informatie kunnen vinden die tegendraads is of in jouw directe omgeving wellicht zelfs taboe is (“a truly great library contains something in it to offend everyone” zei bibliothecaris Jo Godwin ooit). En er zouden allerlei gratis en inclusieve activiteiten worden georganiseerd om mensen met elkaar te verbinden. We zouden daar toegang kunnen hebben tot ons gedeelde erfgoed en zo onze gedeelde cultuur kunnen vormgeven. En het digitale gereedschap zou ons uiteraard helpen om elkaar in de fysieke wereld te ontmoeten. Misschien wel bij de bibliotheek.

Laten we dit soort digitale publieke plekken zo snel mogelijk gaan bouwen. En deze keer zonder filantropen als Carnegie, maar gewoon met publieke middelen.


Eric Klinenberg schreef het boek Palaces for the People. Zijn boek wordt behandeld in een aflevering van de podcast 99% Invisible. Massih Hutak publiceerde zijn ode aan de OBA in het Parool. Een recent voorbeeld van voorgenomen bezuinigingen op bibliotheken – met mogelijke sluitingen tot gevolg – vind je hier. De Brooklyn Public Library legt in deze podcast uit hoe bibliotheken strijden tegen censuur. De Waag heeft een eerste aanzet gedaan voor de public stack, richting open, democratische en duurzame digitale publieke ruimtes. Als de OBA ooit een nieuwe directeur zoekt, dan sta ik klaar.

Deze column verscheen eerder bij Pakhuis de Zwijger als onderdeel van hun Nieuw Amsterdam Manifest 2022-2030. Foto door Schwede66 met een CC-BY-SA licentie.