Wees niet bang om je account te deleten als social media je een eikel maakt

Op 6 januari 2019 ben ik voorgoed gestopt met Twitter. Dat was niet alleen maar omdat ik er genoeg van had om als brandstof te dienen voor een surveillance kapitalistisch verdienmodel. Nee, ik vond vooral dat ik moest stoppen met Twitter omdat het platform de allerslechtste kant van mezelf naar boven bracht. Ik ben doorgaans een hele rustige jongen. De mensen die mij boos hebben gezien zijn op één hand te tellen. Mijn bijnaam is “natural born buddha”. Mindfulness komt me aangewaaid. Maar het lukte Twitter keer op keer om een soort woede-machine van me te maken.

Het verliep altijd volgens hetzelfde patroon: Bits of Freedom – de stichting waar ik op dat moment directeur van was – plaatste een tweet met een kritisch perspectief op technologie in de context van mensenrechten. Vervolgens kwam er dan een willekeurige trol langs die zijn (yup, het waren altijd mannen) ongefundeerde en vaak onzinnige mening als antwoord op onze tweet gaf. Omdat dit antwoord nu direct onder onze tweet stond, en ook nog eens voor al onze volgers zichtbaar was, voelde me ik me genoodzaakt om deze spuit elf van repliek te dienen. Ik wilde hem dan in 280 tekens het liefst helemaal kapot schrijven. Mijn collega’s keken me daarna soms wat meewarig aan. Ging het wel goed met me? Dat had die persoon nou ook weer niet verdiend toch?

Deze dynamiek was me natuurlijk al wel opgevallen. En ik had ook allang begrepen dat de op viraliteit gerichte ontwerpkeuzes van Twitter – de retweet optie, de beperkte hoeveelheid tekens per tweet, het gebrek aan gemeenschap en aan context, en de mogelijkheid om elke tweet te zien en daarop te antwoorden – mijn onprettige gedrag in de hand werkte. Maar pas na het lezen van Jaron Lanier’s Ten Arguments for Deleting Your Social Media Accounts Right Now had ik de juiste woorden voor dit probleem. In dat boek is hij duidelijk: “social media is making you into an asshole”.

Lanier heeft een vermoeden over waarom je van sociale media een klootzak wordt. Hij is ervan overtuigd dat we diep in onze menselijke persoonlijkheid een schakelaar hebben die in twee standen kan staan. We lijken daarin op wolven: we kunnen in een solitaire stand of in een roedel stand. In de solitaire stand zijn we vrijer. We moeten wel iets voorzichtiger zijn, maar kunnen in deze stand voor onszelf denken, improviseren en mooie dingen maken. Op ‘standje roedel’ raken we volgens hem geobsedeerd door hiërarchie en de pikorde. We trappen omlaag en likken omhoog. We zien anderen niet meer als individu maar delen ze op in twee groepen: vriend of vijand. Groepsdenken ligt op de loer. En daarmee dus gedrag dat je alleen zult vertonen als je je gesterkt voelt door die groep van gelijkgestemden.

Die roedel stand is funest voor de publieke sfeer. Autoritair denken is bijvoorbeeld geworteld in de roedel. Collectieve processen, zoals onze democratie, werken paradoxaal genoeg het beste als iedereen als individu voor zichzelf denkt, in de solitaire stand dus. Volgens Lanier zetten sociale media platforms zoals Twitter, Facebook, Instagram en YouTube onze schakelaar in de roedel stand. Dit komt volgens hem omdat die platforms ons totaal op elkaar gericht maken in plaats van dat we als individu geconfronteerd worden met een realiteit die groter is dan onszelf.

Al deze platforms kapitaliseren onze beperkte aandacht. Ze verdienen meer geld naarmate we meer tijd bij ze besteden. En dat hoeft helaas geen quality time te zijn. Hun maatstaf voor succes is nooit de mate waarin ze de publieke sfeer gezond houden. Nee, hun growth hackers zijn echt alleen maar geïnteresseerd in meer gebruikers die langer blijven plakken.

Voor dit soort platforms is het feit dat Twitter-president Trump eigenhandig haatvolle online discussies weet te scheppen, dat meer Facebook gebruik leidt tot meer vreemdelingenhaat, of dat er onder een Facebook livestream van een protest tegen Zwarte Piet duizenden afgrijselijke racistische en seksistische reacties worden geplaatst, niets anders dan de collateral damage van hun ambitie om ongeacht de maatschappelijke consequenties zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld te verdienen. Online haat is daarmee dus één van de onvermijdelijke uitkomsten van hoe we op dit moment ons informatie-ecosysteem ingericht hebben.

Dit hoeft niet zo te zijn. Het is wel degelijk mogelijk om platforms te ontwerpen waarin de gebruikers niet in de roedel stand gezet worden en waar we wel op een duurzame manier kennis met elkaar kunnen delen, elkaar kunnen steunen, en zelfs een gezonde politiek kunnen bedrijven. Maar dan moeten we die platforms wel zo ontwerpen dat ze succesvoller zijn naarmate ze ons beter mensen maken.

Voor nu kun jij alvast het advies van Lanier opvolgen: als je een nare kant van jezelf ontdekt bij het gebruik van een online platform, als je er onzeker van wordt, of als je merkt dat je iemand neer wilt halen, dan is vertrekken bij het platform eigenlijk de enige verstandige optie. Dat heb ik begin 2019 dus bij Twitter gedaan. Ik ben er oprecht een beter mens van geworden.

Dit artikel verscheen voor het eerst op 4 november 2020 bij Lilith.