Terwijl de Amsterdamse wethouder Scholtes pleit voor digitale onafhankelijkheid van Amerikaanse techbedrijven, blijft een belangrijke vraag onbeantwoord: waarom zitten we na twintig jaar aan waarschuwingen nog steeds vast aan Microsoft? De nieuwe verkenning over digitale autonomie klinkt veelbelovend, maar zonder actie blijft het bij woorden op papier.
Opeens zijn we in Nederland allemaal zenuwachtig over het feit dat de Amerikaanse overheid onze technologie op afstand uit kan zetten. Of het nou gaat over onze straaljagers of over de cloudsoftware van Microsoft waar we allemaal onze documenten in lopen te tikken, we zijn ons er nu eensklaps van bewust dat we volledig afhankelijk zijn van de willekeur van een grillige overheid die niet de onze is.
De verkenning over ‘digitale autonomie’ die wethouder Scholtes op 11 maart naar de Raad heeft gestuurd, naar aanleiding van een initiatiefvoorstel van raadslid Elisabeth IJmker, kon dus niet op een beter moment verschijnen. Scholtes wil de Europese en landelijke samenwerking versterken, de regie op data nemen, en onafhankelijker worden van specifieke leveranciers. In het Parool zei hij daarover: “Mails van ambtenaren lopen via Amerikaanse servers. Ik wil geen speelbal zijn van het drang- en dwangspel van Trump.”
Op de ambities van de wethouder is niets aan te merken. Het is fantastisch om te zien dat er weer een politiek besef is dat technologische keuzes altijd ook strategische keuzes zijn. Maar het is tegelijkertijd ook goed om ons te realiseren dat we dit al langer weten. In 2002 nam de Tweede Kamer de Motie Vendrik aan waarin de regering wordt verzocht om “actief de verspreiding en ontwikkeling van software met een open broncode (open source software) in de publieke sector te stimuleren en hiervoor concrete en ambitieuze doelstellingen te formuleren.” In 2011 kwam er al een rapport uit van de Algemene Rekenkamer waarin de voordelen van open standaarden en opensourcesoftware uitvoerig uit de doeken is gedaan.
Elke verstandige maker van ICT-beleid weet allang dat je alleen maar software moet inkopen die interoperabel is met andere software. Software waarvan je door de open broncode echt zelf de eigenaar bent. Zonder beperkingen op het gebruik. En waarvan je de ondersteuning koopt op een gezonde markt met meerdere leveranciers.
Hoe kan het dan dat we anno 2025 tot over onze oren in de Microsoft cloud zitten en daar een steeds groter deel van ons ICT budget aan uitgeven? En waarom komen de enige alternatieven voor die cloud van Google en Amazon?
Morgen wordt de verkenning digitale autonomie in de Gemeenteraad besproken. Als ik raadslid zou zijn, dan zou ik de wethouder aan de tand voelen over hoe hij er deze keer wel voor gaat zorgen dat er niet alleen iets op papier verandert maar dat er ook iets gaat gebeuren in die blijkbaar weerbarstige praktijk. De ambitie om van Microsoft af te komen mag daarom wel wat concreter gemaakt. Het zou daarbij helpen als de Raad een jaartal op de horizon zet waarop we echt van de dominante mastodont af willen zijn. Waar blijft het meerjarige stappenplan om een vervanger te implementeren en de contracten op te kunnen zeggen?
Ook moet de Raad aan de wethouder vragen om inkoopbeleid te maken waarbij open source daadwerkelijk de norm wordt. Dat vergt een investering in een andere houding ten opzichte van onze IT. We kunnen als lokale overheid geen passieve consument van technologie meer zijn. Succesvol gebruik van opensourcesoftware vergt van ambtenaren een verantwoordelijk ‘burgerschap’ in het open source ecosysteem. Dat betekent dat je kennis in huis hebt over de software die je gebruikt en dat je actief bijdraagt aan het verbeteren daarvan. Amsterdam moet een waardevol lid worden van de gemeenschappen rondom die software. En dat kost geld.
Het is nu tijd om de daad bij het woord te voegen. Ook als dat op korte termijn pijn doet en we er stiekem geen zin in hebben. Daar gaan we op de lange termijn de vruchten van plukken.
Deze opinie verscheen eerder op 26 maart 2025 in Het Parool.